Transitie Landelijk Gebied: Eerlijk duurt het kortst

Voor de transitie van het landelijk gebied worden in integrale visies en strategieën mooie vergezichten geschetst van een vitale toekomst. Maar hoe zorg je dat de werkelijkheid van gebiedsontwikkeling net zo mooi wordt als de woorden?
Transitie Landelijk Gebied- sloot in het midden
Voorop staat dat je transitieprojecten integraal moet aanpakken. En dan integraal voor de verschillende aspecten én de verschillende belangen in een gebied. Dus niet alleen op de inhoud, maar ook met de omgeving. Als je de belangen niet goed in beeld hebt, dan doe je delen van het vitale platteland tekort, je mist kansen. Of je krijgt het in de praktijk niet voor elkaar omdat belanghebbenden niet voldoende gehoord zijn, niet de gelegenheid hebben gekregen om mee te denken. Je moet er dus voor zorgen dat je zo vroeg mogelijk in het proces analyseert wie er met de opgaven in het gebied verbonden zijn en bedenken hoe je het meewegen van die belangen wilt vormgeven, zodat je iedereen die je nodig hebt meteen aan het begin aan tafel hebt. Het is immers ‘hún’ platteland waar ‘wij’ iets mee moeten of willen. Zij wonen en werken er, dus moet je ze betrekken bij het bedenken van oplossingen. Hun kennis en ervaring is bovendien van grote waarde.

Niet kleuren op blanco vel

Want het landelijk gebied is geen blanco vel waarop je gewoon kunt gaan kleuren. Op het eerste gezicht, voor de buitenstaander, oogt het als een leeg gebied dat alle ruimte biedt voor allerlei ontwikkelingen. Maar dat beeld klopt natuurlijk helemaal niet. Want er is geen stukje waaraan geen functie is toegekend. Aan de andere kant: het buitengebied houden zoals het is, is niet van deze tijd. Sterker, het is van geen énkele tijd. We maken voor visies vaak een ‘topo-tijdreis’ waarin we soms eeuwen terug gaan. Dan zie je hoe een gebied zich heeft gevormd naar de functies die we eraan wilden geven, hoe het steeds heeft mee bewogen en hoe wij meebewegen met het landschap. Heel leerzaam en verhelderend. Dus wie zijn wij, in onze generatie, om te zeggen dat we het allemaal niet meer willen en dat er vanaf nu niets meer mag veranderen? Tegelijkertijd wil je natuurlijk de kernwaarden van een gebied behouden, en als het even kan versterken, voor een duurzaam en toekomstbestendig buitengebied. Het is dus zoeken naar de goede balans.

Identiteit van gebied is de basis

Het is zaak om vooraf te bepalen wat de opgaven zijn, maar ook welke kwaliteiten een landschap heeft voor flora en fauna en mensen, wat de identiteit van een gebied is. Vervolgens moet je afspreken welke kwaliteiten je minimaal overeind wilt houden, of zelfs versterken. Dat zijn de kaders waarbinnen je de balans moet zoeken bij het aanpakken van de opgaven. Je komt dan bijvoorbeeld uit bij de vraag welke economische ontwikkeling het gebied duurzaam kan versterken. Welke producten komen er van de regionale landbouw en, minstens zo belangrijk, wat is in het gebied de landbouw van de toekomst? Wie wil er blijven, wie wil stoppen, wie wil er een omslag maken? En vervolgens: wat voor bedrijven verwerken de agrarische grondstoffen uit het gebied zelf, kun je op die manier ketens verkorten en werkgelegenheid naar het gebied toe halen? Zodat er reden is voor mensen om er te komen wonen en maatschappelijke voorzieningen behouden blijven of zelfs kunnen uitbreiden. Het is, kortom, een kwestie van de goede dingen doen.

Van sectorale naar integrale organisaties

We zien dat er nu nog vaak te sectoraal wordt gewerkt. Dat is overzichtelijk, want zo is Nederland bestuurlijk georganiseerd, met wethouders, gedeputeerden en ministers die zich het vuur uit de sloffen lopen voor hun portefeuille. En met ambtelijke organisaties die daarnaar zijn gevormd. Het is dan logisch dat je tot sectorale oplossingen komt. Terwijl de grote uitdagingen waar we voor staan elkaar sterk beïnvloeden en je er dus alleen komt vanuit een integrale visie – en een organisatie die daaraan handen en voeten kan geven. Dat is best ingewikkeld, maar ik zie geen andere weg. En er zit ook een heel positieve kant aan de complexiteit: juist door die integrale blik kom je tot inzichten die je door een sectorale bril niet ziet.

Overheid moet nee durven zeggen

Het betrekken van stakeholders is cruciaal, maar participatie is iets anders dan zeggenschap. Het is dus noodzakelijk om eerlijk aan te geven wat de grenzen van de zeggenschap zijn. Want er moet een partij zijn die verantwoordelijk is voor de uiteindelijke beslissing en die in staat is aspecten zo objectief mogelijk af te wegen – in een integraal maatschappelijk belang. Daarvoor sta je als overheid aan de lat. Een belanghebbende doet dat per definitie niet, omdat die – heel legitiem - in de eerste plaats opkomt voor zijn of haar eigen belang: Niet in mijn achtertuin. Een overheid moet dus ook nee durven zeggen. Soms tegen gebiedsontwikkelingen die alles overwegend geen goed idee zijn. Omdat, een willekeurig voorbeeld, zo’n groot recreatiepark met een paar boompjes eromheen eenvoudig niet past in een lieflijk en kleinschalig landschap. En soms tegen belanghebbenden die hun ‘zin’ niet krijgen omdat andere belangen in de totale balans helaas zwaarder wegen. Voor energie, voor natuur, voor wonen, voor economie. Of voor recreatie. Een tricky term in dat verband is multifunctioneel ruimtegebruik. Dat kan een mooi instrument zijn, voor bijzondere en verrassende oplossingen, maar het is geen pleister die je overal op kunt plakken om de noodzakelijke, grote transities door te maken. Daarvoor moeten toch echt keuzes gemaakt worden.

Participatie kweekt begrip

Maar ook als er een keuze wordt gemaakt waar een deel van de belanghebbenden niet blij mee is, dan maakt het wel uit als die belanghebbenden zijn meegenomen in het proces en de keuzes die worden gemaakt. Dan weten ze waar het vandaan komt, heb je een ander gesprek, een andere grondhouding, een andere relatie. Dan is er tot op zekere hoogte begrip en dan blijven de communicatiekanalen open. Dat is wezenlijk. Want bijna het ergste wat je kan overkomen is dat de communicatie stopt. Dan hangen de vlaggen ondersteboven, is het vertrouwen weg en duren processen veel en veel langer. Het gezegde klopt dus niet: eerlijk duurt juist het kortst.
Voorwaarde is wel dat je afwegingen maakt op basis van transparante criteria én dat je doet wat je belooft. Het is aan de overheid om dat te borgen. Dat speelt ook als er een vorm van compensatie aan de orde is. Die moet net zo concreet en hard zijn als de betwiste zaken die wél doorgaan. Hoe dat kan werken zie je bijvoorbeeld bij de Moerdijkregeling, die er kwam omdat de industrie in het gebied de leefbaarheid onder druk zette. De regeling biedt woningeigenaren van het dorp de garantie dat ze hun pand altijd voor 95% van de taxatiewaarde kunnen verkopen aan de gemeente. Dit vangnet zorgt voor vertrouwen en financiële zekerheid: als ik weg wil, dan kan ik weg.

Vorm en inhoud aan transitie

Dat is dan ook wat wij doen: erop sturen dat iedereen wordt gehoord en dat alle elementen tot hun recht komen in een transparant proces. Zo pakken we het aan in heel Nederland, van de Oostpolder in Groningen tot Meierijstad. In Noord-Brabant wordt een grootschalige leegstand van stallen voorzien. De gemeente zoekt naar een nieuwe, verantwoorde balans tussen wat er kan en wat er mag, samen met onder meer de boeren in het gebied. Met geduld en creativiteit komen we tot mooie resultaten en laten we zien hoe de transitie van het landelijk gebied in de praktijk vorm en inhoud kan krijgen, gedragen en toekomstbestendig. Zo worden mooie woorden getransformeerd naar een mooie werkelijkheid.

Sandra Driesens - Procesmanager / Adviseur gebiedsontwikkeling

SandraDriesens

Procesmanager / Adviseur gebiedsontwikkeling

Language is changing...