In onze transitievisie warmte moeten gemeenten een warmteprogramma opstellen met de doelmatige inzet van het instrumentarium reeds in het achterhoofd, evenals alle rechten en plichten die de Omgevingswet stelt aan gemeenten. We dagen gemeenten uit om keuzes te maken en bewoners handelingsperspectief te geven.
Gemeenten kunnen met het warmteprogramma echt een stap verder gaan dan eerder in de TVW is gedaan. Onze aanpak is erop gericht om gemeenten te ondersteunen bij het maken van een brede maatschappelijke afweging. Dat kan met een analyse die rekening houdt met alle belangrijke aspecten in de warmtetransitie, zoals betaalbaarheid, uitvoerbaarheid, draagvlak, omgevingsimpact, energiesysteem en netcongestie. Gezamenlijk geven we betekenis aan deze termen en wegen we ze zorgvuldig af.
Participatie is een belangrijk en verplicht onderdeel van het proces. Het participatietraject dient ondersteunend te zijn aan de totstandkoming van het warmteprogramma. Samen bedenken we (via een stakeholderanalyse) wie we kunnen en moeten betrekken. Ons advies: Hoe meer kaderstellend het warmteprogramma, hoe meer participatie nodig is. Zo adviseren wij voor het vaststellen van een warmtekavel een uitgebreide participatie aanpak op te stellen.
Het warmteprogramma moet voldoen aan alle eisen die de Omgevingswet én de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie (Wgiw) eraan stellen. In het warmteprogramma staat een beschrijving van het tijdspad van verduurzaming per gemeente, wijk, buurt of dorpskern (het schaalniveau staat vrij). Er moeten een aantal verplichte onderdelen in ieder geval benoemd worden, te weten:
Ook participatie bij de totstandkoming van een warmteprogramma is (onder de Omgevingswet) verplicht. En als het warmteprogramma kaderstellend is (als richting wordt gegeven of als er een keuze wordt gemaakt), dan moet je als gemeente ook verplicht een PlanMER opstellen, om de milieueffecten in kaart te brengen. Dit document moet ook ter inzage worden gelegd. Pas als deze fase voorbij is, kan zowel het PlanMER als het warmteprogramma worden vastgesteld. Mede hierdoor adviseren we om het PlanMER parallel uit te voeren met het warmteprogramma en zo vroeg mogelijk te starten met het opstellen van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau van (NRD).
Wanneer je een collectieve warmteoplossing (warmtenet) overweegt en dit in je warmteprogramma opneemt, krijg je waarschijnlijk te maken met eisen uit de Wet Collectieve Warmte (Wcw) en kun je een warmtekavel vaststellen. Een warmtekavel moet zo worden vastgesteld, dat er een robuuste, zelfstandig opererende en efficiënte collectieve warmtevoorziening kan worden gerealiseerd. In de Wcw zijn daar criteria voor opgenomen. Voordat je als gemeente een warmtekavel vaststelt, is het slim om eerst over de consequenties na te denken en een strategie te bepalen. Met onze juristen, governance adviseurs en technische adviseurs beoordelen we samen of/hoe een warmtenet kan worden gerealiseerd.
Vanuit onze ervaring met energievisies en de transitievisie warmte weten we dat de totstandkoming van een warmteprogramma een lang en intensief proces kan zijn. In dit proces willen we ook ruimte creëren om van elkaar en anderen te kunnen leren. Onze aanpak is er daarom op gericht om niet alleen een warmteprogramma achter te laten, maar ook het kennisniveau van de gemeente (en eventuele partner stakeholders) te vergroten.
Om zowel structuur te kunnen bieden voor het tijdig opstellen van het warmteprogramma, maar tegelijkertijd ook voldoende flexibel te blijven, werken we met een betrokken kernteam met lokale kennis en een flexibele schil met zeer diverse expertises achter de hand. Uiteraard sluiten we hierbij aan op de kennis, de huidige situatie en de wensen van de gemeente.
Na vaststelling van het warmteprogramma kan een gebiedsverdieping worden gemaakt: het Uitvoeringsplan.
Het Uitvoeringsplan:
Voordat een Uitvoeringsplan kan worden opgesteld, moeten er al veel stappen genomen zijn.